Model | Afmetingen(mm) | Stroom (kW) | ||
L | W | H | ||
9-19NO8.6C | 2205 | 1055 | 1510 | 30 |
9-19NO7C | 2220 | 770 | 1220 | 15 |
Y5-47NO5C | 1925 | 830 | 1220 | 11 |
Het damptransport wordt uitgevoerd door de Blower. De waaier met meerdere gebogen ventilatorbladen is bevestigd op de hoofdas van de ventilator. Het ventilatorblad zorgt ervoor dat de waaier roteert in de korst, aangedreven door een motor, zodat de afvaldampen vanuit de inlaat verticaal samen met de as het midden van de waaier binnenkomen en door het ventilatorblad gaan. Vanwege de middelpuntvliedende kracht van het draaiende ventilatorblad worden de dampen via de uitlaat van de ventilator afgevoerd. Omdat de waaier continu werkt, zuigt de blazer de dampen continu aan en voert deze af, zodat het transportwerk van de dampen wordt voltooid.
Nee. | Beschrijving | Nee. | Beschrijving |
1. | Motor | 3. | Hoofdgedeelte |
2. | Kelder | 4. | Uitlaateenheid |
Er zijn twee smeerpunten, namelijk het rollager aan de twee uiteinden. Smeer het rollager met hittebestendig vet. Vanwege het hoge toerental moet de smering eenmaal per dienst worden uitgevoerd en na gebruik ieder half jaar worden vervangen.
De technische inspectie moet na elke tijdstop worden uitgevoerd, en ook tijdens de looptijd.
⑴ Controleer de condenswaterafvoerleiding aan de onderkant van de ventilator, zorg ervoor dat deze niet verstopt raakt, anders blijft er water in de korst van de ventilator achter.
⑵ Controleer tijdens de werkingsperiode van de ventilator of de lagertemperatuur normaal is of niet. De temperatuurstijging moet minder dan 40 ℃ zijn.
⑶ Als de v-riem na langdurig gebruik versleten is, vervang deze dan om de effecten niet te beïnvloeden.
⑷ Controleer de stroom tijdens de looptijd. Deze mag niet hoger zijn dan de nominale motorwaarde, anders kan de motor beschadigd raken. Controleer de waarde door de dampinlaatopening aan te passen.